
Tram 4 stopt bij de halte, ik wacht op de 24. De mensen stappen uit, ook de chauffeur. Als hij ziet van wie hij tram 4 moet overnemen, fronst de man met de staart nog meer. De collega in kwestie, een vijftiger met grijs haar, zegt hallo.
‘Niks te melden?’ vraagt de staart.
‘Niks te melden?’ vraagt de staart.
‘Er mankeert iets aan de deur vanachter. Hij gaat nu en dan open tijdens het rijden.’
‘En gij hebt dat niet bekeken?’
‘En gij hebt dat niet bekeken?’
Ze hebben allebei een Gents accent, maar de vijftiger spreekt trager dan de staart. Hij heeft iets slooms over zich hangen.
‘Ik heb het vijf minuten geleden maar gezien.’
‘Ik heb het vijf minuten geleden maar gezien.’
‘Dus ik moet met een kapotte deur rijden?’
‘Plak hem af.’
‘Dan moeten al die kiekens in- én uitstappen langs de voorkant. Kunt ge dat niet eerder zien? Dan hadden ze voor een andere tram kunnen zorgen.’
Het is een oude tram, dat kleine model waaraan ik een hekel heb. Geef mij maar zo’n grote rups, op die kleine zit je veel te dicht bij de mensen, ellendig is dat.
‘Tja, ge zult het er toch mee moeten doen.’
‘Ik laat het zo, die deur. Voor mijn part mogen er gerust enkele onnozelaars uit vliegen. Wat kan het mij schelen?’ De staart klinkt kwaad, hij neemt nog een haal van zijn sigaret, gooit de peuk op de grond en drukt hem uit met de zool van zijn schoen. Zonder nog iets tegen zijn collega te zeggen klimt hij in de tram. Hij gaat achter het dashboard zitten, haalt papieren uit zijn tas, drukt op enkele knoppen, alles met die boze blik. Ik snap zijn ongenoegen.
Als iedereen op de tram zit, laat hij de achterdeur dichtklappen. De deur blijft steken, hij doet hem weer open, en dicht, open, dicht, de ene keer gaat de deur helemaal toe, dan weer niet. Hij zucht en trommelt met zijn vingers op het dashboard, dan haalt hij rode tape tevoorschijn en stapt hij naar achteren, hij moet zich doorheen het volk wringen. De tram zit vol, heel wat mensen staan recht. Hij plakt de deur af. Dan komt hij weer naar voren, stapt uit de tram en kleeft ook tape op de deur langs de buitenkant.
Net voor hij terug de tram instapt, kruisen onze blikken. Op zijn gezicht glanst zweet, zijn ogen zitten vol ergernis. Blij dat ik niet meer hoef te werken vandaag.