Met de zon op mijn rug bijt ik in een broodje kaas. Het brood kraakt, de sla ook. Mijn voeten bungelen boven het water, iets verderop zwemmen twee futen.
Liefje en ik gaan samenwonen. Het huurcontract hebben we gisteren getekend. Mijn handen beefden niet. Het broodje kaas smaakt heerlijk.
Maand: april 2011
De mus
Er zit een mus in de tuin. Hij komt hier sterven, zegt mama. De mus zit er sinds gisteren, beweegt amper nog. Het vogeltje is oud. Dat zie je aan de pluizige veren. Om te sterven kiezen mussen een plek waar ze het tijdens hun leven goed hebben gehad, heeft mama op internet gelezen.
Door het raam zien we het diertje zitten, onbeweeglijk. Andere mussen huppelen er tjilpend om heen. Mama zucht, kijkt bezorgd. Ze voorziet alle vogels uit de wijk van water, brood en andere vogelbenodigdheden. Het is niet de eerste keer dat een mus er deze tuin als laatste rustplaats uitpikt.
Ik stel voor iets te doen. Iéts. We kunnen dat beestje toch niet laten lijden, onnodig? Misschien moeten we het onder een baksteen vermorzelen? Onze voet erop zetten?
Mama en papa fronsen, halen hun schouders op en zeggen dat ik dat gerust mag doen. Ik zeg niks meer.
Een uur later kijken we nog eens door het raam. De mus ligt op zijn rug. Rond het lijkje staan de andere mussen, stil.