Wacko merkt dat ik mijn jas aantrek, springt van de stoel en begint onrustig om me heen te kronkelen. Zonet lag ze nog vredig te slapen. Ik loop naar de deur, het miauwende beest loopt me na.
Een kat slaapt vrijwel de hele tijd, die kan perfect urenlang alleen zijn, dat weet iedereen. Maar het is hoé ze naar je kijkt. Alsof haar onrecht wordt aangedaan. In haar groene ogen schuilt paniek. Haar oren wijken een beetje naar achter. In haar miauw zit een krak.
Ik loop naar de keukenkast. Om de twee dagen krijgt Wacko wat Liefje en ik een kuipje noemen. Natte voeding van Sheba. Ik haal een kuipje boven en Wacko gaat uit haar dak. Weg met de bedreigde ogen, al heb ik nog steeds mijn jas aan. Terwijl ik de vleesjes uit het kuipje laat glijden, eet Wacko ze al op. Honger kan ze nochtans niet hebben, haar eetbak zit vol droge brokken.
Op weg naar de deur loopt niemand me na. Ik kijk achterom en zie een smakkende kat. Als ik ‘tot straks, Wacko’ roep, kijkt ze niet eens op.
Maand: maart 2011
De pil
Gisterenmiddag at ik in de Vooruit met vijf collega’s. Vrouwen. Gespreksonderwerp: de pil. De nadelen ervan. Je hormonen draaien overuren, je weet soms met jezelf geen blijf en je kunt er koppijn van krijgen. Andere middelen zoals het spiraaltje en consoorten zijn dan weer onbetrouwbaar. Het is altijd iets.
Even werd ik weer het tienermeisje dat indertijd haar klasvriendinnen over seks en voorbehoedsmiddelen hoorde praten. Wat ze van me dachten, vroeg ik me telkens af. Want ik praatte nooit mee. Ik had geen seks en ik had geen vriendjes. Ik hoopte dat ze daar vooral niet verder over zouden nadenken. In die tijd, begin jaren ‘90, lag ik ergens achterin de onderste la van de kast.
Gisteren joeg het gesprek over de pil me allesbehalve de stuipen op het lijf. Integendeel, het was best amusant, en boeiend. Blij dat ik die troep niet nodig heb. Die opmerking was meteen ook mijn enige bijdrage aan het gesprek.
Gierende banden
Liefje vertrok met gierende banden. Ik deed snel mijn gordel om. Nooit eerder had ik in een auto gezeten die met gierende banden optrok. Liefje was razend. Zo had ik haar nog niet gezien. Ik ken haar pas een jaar en drie maanden, maar toch. Om de hoek trok ze alweer met gierende banden op. Het klonk net als in de film.
‘Ik ben die straat van jou beu!’ riep ze. ‘Kotsbeu!’
Intussen kleefden we aan de bumper van een traag rijdende auto. Grommend sloeg Liefje op het stuur. Toen we de auto enkele seconden later konden passeren, gaf ze de bestuurder een middelvinger.
Ik keek haar aan. Ze kaatste een verongelijkte blik terug.
‘Wat denk je nu? Met wat voor zot wijf zit ik hier opgezadeld?’
Ik knikte, glimlachend.
Aan het stoplicht rukte Liefje de parkeerboete uit mijn hand. De derde al. Op drie weken tijd was ze drie keer enkele minuten te laat geweest. Ze scheurde de boete in twee. Het propje gooide ze door het raam.
‘Sorry voor mijn gedoe,’ zei ze. ‘Maar die 25 euro betaal ik niét. Ik val nog liever dood.’
Haar ogen werden weer zacht. Ze trok me naar zich toe en gaf me een zoen. Ik glunderde.
Terreur
Als ik stop met aaien, zit Bo alweer in mijn haar te bijten. Een van zijn favoriete bezigheden, naast keffen. Ik gooi mijn haar naar achter. Chihuahuaspeeksel hoeft niet per se.
Bo zit al een uur bij me op schoot. Telkens ik hem op de grond zet, wil hij meteen terug. Als ik hem niet snel oppak, slaat hij aan het keffen. Tegen een keffende chihuahua kun je niks beginnen. Je krijgt er koppijn van, ook als je iemand bent die niet snel koppijn krijgt. Bo schuurt zijn compacte lijfje tegen mijn arm, zodat ik hem blijf strelen.
Volgens mama en papa vertoont hij dit gedrag enkel bij mij. In hun ogen glimt trots.