De zon schijnt op mijn gezicht, ik bijt in de muffin, hij smaakt lekker. Het is druk op het werk. Even in het park zitten doet deugd.
Op de bank schuin tegenover me zit een jongen, ik schat hem vijftien. Naast hem ligt een skateboard, met de wielen naar boven. De jongen heeft een muts op, muziek dreunt via de oortjes van zijn telefoon zijn hoofd binnen, hij drinkt een Red Bull. Zijn ene voet beweegt mee op de beats van de muziek. Hij kijkt om zich heen, checkt zijn horloge, toetst iets in op zijn telefoon. Zijn ogen zijn groot, vol verwachting, met zijn vingers tikt hij op zijn been. Dan glimlacht hij en stopt hij de telefoon en de oortjes in zijn broekzak. Ik volg zijn blik en zie een meisje naderen. Ze is ook een jaar of vijftien, heeft lange, donkere haren en is best knap. Ze kijkt ernstig.
Misschien spreken ze hier vaker af, is dit hun speciale plek. Het is iets wat je doet als tiener. Op een bank in het park zitten, met je liefje.
Ze gaat naast hem zitten. Je verwacht dat ze elkaar op de mond kussen, dat lijkt ook de bedoeling van de jongen, maar zij wendt haar gezicht af. Zijn zoen belandt op haar wang. Ze schudt het hoofd, zegt iets, kijkt hem niet aan, haalt de schouders op. Hij legt zijn hand op haar been, zij duwt hem weg. Weer schudt ze het hoofd. Hij fronst, al de hele tijd sinds ze er is. Als hij iets zegt probeert hij te lachen maar die lach verdwijnt terwijl hij praat. Het meisje staat op en stapt weg. ‘Lize,’ zegt hij nog, luid, maar ze stapt verder. Ik zie haar gezicht niet, dat is jammer. De jongen zakt onderuit op de bank. Zijn ogen blinken, ze zijn rood aan de randen. Hij laat zijn hoofd hangen.
Ik wil hem zeggen dat er nog meisjes zijn, dat hij jong is, dat de toekomst open ligt, dat die seut hem niet verdient, maar die jongen heeft daar geen boodschap aan. Dus ik zwijg, sta op en loop terug naar het werk.