Het schemert. Ik vertraag en probeer de huisnummers te lezen. De envelop ligt op de passagiersstoel. De straat is smal en verlaten, in de lucht hangen wolken.
Een lichte tik haalt me uit mijn concentratie. Iets raakte de auto, een vogel? Ik zet de auto aan de kant. Aan de overkant van de straat zie ik de kanarie, zijn gele kleur steekt af tegen de schemering. Waarom vloog dat beestje nu tegen de auto? Hij ziet er versuft uit, zoals hij daar zit, op de stoep.
Ik klem mijn hand om het stuur, kijk naar de kanarie. Hij beweegt niet, blijft daar zitten, op datzelfde plekje. Ik moet hem zien te pakken. Dan neem ik hem morgen mee naar Veurne. Mama zal hem met plezier opvangen, en voorlopig kan hij in Wacko’s transportmand logeren. Straks zoek ik wel wat kanarievoer in een nachtwinkel.
Eerst het beestje thuis krijgen. In de koffer ligt een schoenendoos. Krijgen kanaries snel iets aan het hart, van de schrik? Maar buiten sterft hij sowieso, toch? Ik stap uit de auto, heel traag, nog steeds niemand op straat te bespeuren. Ik sluip naar de overkant, zo stil mogelijk. De kanarie kijkt naar me, springt enkele meters verder. Wat is hij klein.
‘Kom. Kom, beestje. Kom.’
Hij houdt zijn kop schuin, kijkt me met een oog aan, alsof hij luistert. Ik zet een stap dichter, op het eerste gezicht lijkt hij oké, lichamelijk. Bij de volgende stap springt hij van me weg, verder en verder, spreidt dan zijn vleugels en fladdert weg. Hij klappert nerveuze rondjes in de lucht, landt op de vensterbank op de eerste verdieping van een huis maar krijgt geen grip op het beton. Hij fladdert verder, valt neer op de rand van een plat dak, blijft enkele seconden zitten, fladdert weer, sneller en sneller, stuurloos, hij raakt een muur verderop in de straat, dan weer een vensterbank, fladdert hoger, een dak op, tot ik enkel nog een gele stip zie. Dan verdwijnt hij.
Ik ga in de auto zitten, mep mijn hand tegen het stuur. Verdomme. Voor ik de sleutel in het contact duw, kijk ik naar het huisnummer. Veertig. Ik moet naar vierennegentig. Ik neem de envelop en stap uit, dat laatste eind loop ik wel.