We lopen over de dijk van Oostende, de wind brult in mijn oren en ik ril in mijn jas. Aan de Vistrap overvalt de geur van de vis me.
‘Wat een prachtige vissen. En zo vers!’ Liefje loopt van kraam tot kraam en kijkt naar de vissen, ik slenter achter haar aan.
‘Kust min kluoten!!!’
Ik zoek vanwaar het geschreeuw komt. De zwart omlijnde ogen van een visverkoopster bliksemen naar de verkoopster van het kraam naast haar, de mond van de vrouw is verwrongen, haar neusvleugels trillen. De vrouw naar wie ze heeft geroepen zegt iets terug maar ik hoor niet wat.
Liefje port in mijn zij en lacht. ‘Zware concurrentie hier.’
De vrouw met de zwarte ogen is blond, ze heeft poeder op haar gezicht en draagt een groene winterjas.
‘Waar kopen we de vis?’ vraag ik. We staan in het midden van het gangpad, langs beide kanten zijn er kramen, wat doen ze met al die vissen als niemand ze koopt? Ik bevries van de kou, ik wil hier weg.
‘Bij die blonde?’
‘Die van kust min kluoten?’
‘De vis is toch overal supervers,’ zegt Liefje. ‘Maar zij is het kleurrijkst.’
We schuiven aan bij het kraam, de blonde bedient de man voor ons. Zou ze samen zijn met de visser van wie ze de vis verkoopt? En zouden ze thuis ook zo op elkaar roepen?
Het is onze beurt. De blonde lacht en het lijkt oprecht, ze heeft vriendelijke ogen. Misschien is de vrouw van hiernaast wel de bitch.
‘Mag ik dat stuk kabeljauw eens zien?’ Liefje wijst het aan.
De vrouw neemt het stuk op en toont het. Het is groot.
‘Mooi,’ zegt Liefje. Ze kijkt verlekkerd naar de kabeljauw.
‘Zestien euro,’ zegt de vrouw.
Liefje knikt. ‘En nog wat garnalen.’
‘Hoeveel?’
‘Niet meer dan vier euro,’ zeg ik. ‘We hebben maar een briefje van twintig bij.’
De blonde knikt en schept garnalen in een zak. De vrouw van het kraam ernaast zegt iets maar weer versta ik het niet.
‘Kust min kluoten joeng!!!’ De blonde kijkt geïrriteerd naar haar buurvrouw. Dan schept ze verder, ze doet dat nogal wild, de garnalen vliegen in het rond. Ze schept veel garnalen voor vier euro. Misschien heeft ze het niet goed begrepen.
‘Zo!’ Ze geeft ons de zak met de kabeljauw en de garnalen. ‘Twintig euro!’ Ze lacht en neemt het geld in ontvangst. Wij lachen ook.
‘Tot ziens,’ zegt ze.
We lopen verder. De vrouw van het kraam ernaast leunt tegen enkele kratten en staart voor zich uit.