
Nee, toch? Ik loop de tuin in. Jawel dus. Wacko staat op het kot achter in de tuin van de buren, met haar haren recht, en ze maakt een geluid dat niet moet onderdoen voor een loeiende sirene. Dat was al even geleden. Bergy, de kattin van de buren, heeft Wacko een half jaar geleden van de troon gestoten en heerst nu over de tuintjes. Maar Bergy is gisterenavond op reis vertrokken, mee in de mobilhome naar Griekenland voor twee maanden, en nu moeten de machtsverhoudingen blijkbaar worden hernieuwd.
Wacko gromt en blaast en loeit. De witgrijze kater van de andere buren, Kastaar, zit naar haar te kijken, ook zijn haar staat recht.
‘Kom zoetje, jij moet je hier niet mee moeien.’ Het is de stem van de buurvrouw van twee huizen verderop, die heeft ook een kat, een rosse kater. Ik ga op de tuintafel staan om beter te kunnen zien. De rosse staat met een dikke staart op het dak van het kot. Drie katten op een oppervlakte van een paar vierkante meter.
‘Wacko, komaan, stop ermee,’ zeg ik.
Ze negeert me.
‘Zoetje kom, laat die twee het zelf uitvechten.’ Het is vreemd de stem van de vrouw te horen. Die klinkt lief terwijl zij er altijd zo nors uitziet. Het werkt wel, de rosse trekt zich terug en springt zijn eigen tuin in.
‘Wacko?’ probeer ik nog eens.
Ze blijft maar loeien. Het is gênant, zoveel lawaai. Haar lijfje lijkt nog dikker te worden. Kastaar gromt ook, hij en Wacko kijken naar elkaar, dan sluipt Wacko dichter. Ik zucht, hij is veel groter dan zij.
‘Wacko! Verdomme! Kom hier!’ roep ik. Mijn eigen stem zo luid horen voelt onwennig. Wacko kijkt om, haar pupillen zijn groot, haar oren liggen plat tegen haar kop.
‘Kom hier,’ zeg ik, traag en luid, nu ik oogcontact heb.
Ze gaat naar achteren, behoedzaam, grommend, en springt vanaf het kot op de schutting, en dan landt ze in onze tuin. Met hanenkam en dikke staart loopt ze naar me toe.
‘Miauw!’ klinkt het, fijn en schril.
‘Beestje toch,’ zeg ik. ‘Waarom moet je altijd zo emotioneel doen?’
Ik streel haar in de nek. Ze laat een prr-geluidje horen en loopt dan snel het huis in. Ik kijk omhoog en zie de buurman aan de andere kant, twee huizen verderop, op zijn balkon. Hij woont hier nog maar net. Hij trekt van z’n sigaret en bekijkt me met een frons.