Voorbij het kruispunt sla ik links af, ik wil een plek op de parking bij de zee.
‘Het valt precies mee van volk,’ zegt mama. Ze zit naast me, met op haar schoot Bo, de chihuahua. ‘Ik ben blij dat die toeristen weer weg zijn.’
Ik zie een vrije plek en rij de auto erin. Zodra ik de motor afzet spartelt Bo naar achteren en verbergt hij zich onder de passagiersstoel. Volgens mama doet hij dat enkel als ik erbij ben. Het is een vorm van aandacht zoeken. Ik trek hem onder de stoel vandaan, ze klikt hem vast aan de leiband en we stappen uit. In de zeelucht hangt iets fris, het doet wat aan de lente denken. We zijn bijna bij de dijk als ik een parkeerwachter over de parking zie lopen, hij stapt recht op de Clio af.
Verdomme.
‘Ik ga snel een parkeerticket kopen,’ zeg ik.
Ik loop terug. De kerel staat al bij de auto, hij is jong, een jaar of twintig. Onder de ruitenwissers zit nog geen boete maar in zijn hand houdt hij een apparaatje.
‘Hey,’ zeg ik. ‘Ik was even op zoek naar de automaat.’
Zonder me aan te kijken wijst hij met zijn duim naar achteren. ‘Daar,’ zegt hij.
‘Ik parkeer hier voor het eerst, ik had het niet meteen gezien. Ben ik al te laat?’
‘Nee, net op tijd.’ Hij lacht, hij ziet er best sympathiek uit.
Ik loop naar de automaat en stop er een stuk van twee euro in. Er gebeurt niks. Ik moet nog een euro, zegt het scherm. Een ticket kost drie euro? Goed dat ik hier vroeger nooit heb betaald.
De jongen staat intussen bij de Audi naast de Clio en tikt van alles in op zijn apparaat. Mama en Bo zijn ook teruggekeerd, Bo’s tong hangt uit zijn bekje.
‘Wat is er nu?’ vraagt mama luid, met een frons.
‘Ik moest nog een ticket kopen.’
‘Maar wij betalen hier toch nooit? En we hebben hier al zo dikwijls gestaan!’
‘Er is een automaat,’ zeg ik, ‘dus we moeten betalen.’ Door mijn gezicht in allerlei plooien te trekken probeer ik haar duidelijk te maken dat een parkeerwachter naast ons staat. Maar dat lukt niet zo goed.
‘Die automaat is toch niet nieuw?’
Ik zucht. ‘Mama, kijk, dat is een parkeerwachter.’ Ik wijs naar de jongen. Hij knikt haar toe.
‘Aaaah,’ zegt ze. Ze moet lachen, houdt haar hand voor haar mond. Dan tilt ze Bo op en stapt ze met hem weg, haar schouders schokken van het lachen. Ik open de deur van de auto en leg het ticket onder de voorruit.
‘Tot ziens,’ zeg ik tegen de jongen, dan loop ik achter hen aan.