Met de zon op mijn rug bijt ik in een broodje kaas. Het brood kraakt, de sla ook. Mijn voeten bungelen boven het water, iets verderop zwemmen twee futen.
Liefje en ik gaan samenwonen. Het huurcontract hebben we gisteren getekend. Mijn handen beefden niet. Het broodje kaas smaakt heerlijk.