De jobstudent

brrIn de supermarkt loopt iedereen me voor de voeten. Ik moet nog naar de bibliotheek en ik moet nog eten, en dat op een half uur want op het werk is het weer irritant druk. Aan de afdeling zuivel en vlees zie ik dat ze belegde broodjes verkopen. Wist ik niet. De groenten lijken vers, het stokbrood ook, en er staat niemand aan te schuiven, perfect. Enkele meters verderop snijdt en verpakt een vrouw kaas. Ik glimlach, ze ziet me maar negeert me. Ik knijp mijn handen tot vuisten en staar haar aan. Ze blijft me negeren.
‘Excuseer, ik wil een belegd broodje,’ zeg ik.
Zonder me aan te kijken wenkt de vrouw iemand die ik van hieruit niet kan zien. Even later stapt een meisje traag naar me toe. Ze is een jaar of zestien en draagt een T-shirt voor jobstudenten. Ik zucht, bijt op mijn lip. Zou ik er niet beter vandoor gaan nu? In de Panos smeren ze me op vijf seconden een broodje. Het meisje kijkt me vriendelijk maar onzeker aan. Haar handen beven. Dat raakt me, ik wil niet lomp doen, niet tegen haar.
‘Een bruin broodje met komkommersla en groenten, asjeblieft.’ Ik probeer zoveel mogelijk warmte in mijn stem te leggen en erbij te lachen, misschien stelt dat haar wat meer op haar gemak.
Ze kijkt rond, vindt plastic handschoenen en trekt die aan. Dan pikt ze er een stokbrood uit, neemt een mes en snijdt het open. Dat gaat heel moeizaam. Zou dit haar eerste dag zijn? Of haar eerste belegde broodje? Ik moet denken aan hoe ik op mijn zestiende voor het eerst aan die kassa in de Blokker stond. Het was druk en dat ding blokkeerde, net wanneer een hele rij stond aan te schuiven. Een kerel begon me uit te kafferen, in het Frans. Ik verstond niet wat hij zei, maar ik kreeg tranen in mijn ogen. Zestien jaar, dat lijkt meerdere levens geleden. Nu zou ik zo’n klootzak gewoon de winkel uit schoppen.
Het meisje smeert de komkommersla traag en zorgvuldig op het brood. Dan kijkt ze me aan.
‘Wilt u alle groentjes?’ Ze vraagt het alsof ze het meent, alsof het voor haar echt belangrijk is welke groenten ik wil.
‘Ja, graag. En wat ei ook.’
Ze neemt uit elke bak iets en stopt het in het broodje dat intussen rijkelijk gevuld is. Wanneer ze het op het inpakpapier legt, rolt het omver en vallen de groenten eruit. Ze kijkt even naar me maar ik doe alsof ik het niet heb gezien. Ze propt alles terug in het brood, wikkelt het papier dicht. Dan laat ze haar vinger over het toetsenbord van een kassa zweven, ze tikt iets in en kleeft een vignet met de prijs op de verpakking. Ze doet haar handschoenen uit en geeft me het broodje. Het papier zit los.
‘Merci,’ zeg ik. ‘Dat zal smaken.’
Het meisje lacht, haar wangen zijn rood.

Plaats een reactie